Welkom bij de Grote Jaar van de Wesp Eindejaarsquiz! Aan het einde van het jaar komen we elke week met een vraag. 

Foto: Regina Oors

Week 1. Vraag: welke wesp is dit (Is het wel een wesp?)
A – mier
B – mierwesp
C – galwesp

Antwoord: het is een galwesp. Om precies te zijn: het vrouwtje van de aardappelgalwesp (biorhiza pallida). Er zijn verschillende insecten die gallen maken, waaronder wespen. Het kunnen ook vliegen, muggen of mijten zijn.

Er zijn veel verschillende soorten gallen. Gallen zijn woekeringen van een plant, meestal als gevolg van een insect dat als parasiet van de plant fungeert of ermee in symbiose leeft.

De aardappelgalwesp is een bijzonder wespje die gallen laat ontstaan op eik. Deze soort, en dat geld voor meerdere galwespen, heeft twee generaties per jaar. Het komt vaker voor dat een organisme meerdere generaties per jaar heeft, maar het bijzondere aan deze soort is dat de twee generaties onderling verschillen.

Foto: Regina Oors

Er is een generatie in het voorjaar die bovengronds leeft. Dit wordt de seksuele generatie genoemd omdat er zich zowel mannetjes als vrouwtjes in de gallen bevinden. Die maken de mooie, qua vorm op een aardappel gelijkende gallen die zich bovengronds bevinden.

De tweede generatie is de najaarsgeneratie. De najaarsgeneratie van deze galwesp is ongeslachtelijk, dat betekent dat één ouder, het vrouwtje, zonder paring, voor nakomelingen zorgt. Dat is het vrouwtje en uit de eieren komen alleen vrouwtjes. Dat wordt ook wel parthenogenese genoemd.

Deze wespjes maken gallen onder de grond op de wortels van de eik. En dat kan tot wel een meter diep zijn.

Die volwassen vrouwtjes wespen verlaten in de winter de wortelgallen en kruipen zo omhoog de boom in, op zoek naar een knop om daar hun eitjes weer in af te zetten. En dan begint de cyclus weer opnieuw.

Van de volwassen wesp tref je meestal alleen de vrouwtjes aan die ook goed te herkennen zijn. Want alleen de vrouwtjes hebben geen vleugels. Het is een wespje dat je juist in de winter kan aantreffen. Ze is heel algemeen. Dus ook in de winter kun je op zoek naar wespen!

Waarom is het geen mier: een mier is herkenbaar aan de typische antennes waarbij het eerste antennelid heel lang is en de vlag daarna een knik maakt. En mieren hebben een ‘schub’ of ‘knoop’ tussen het achterlijf en het borststuk.

Week 2!

Foto: Regina Oors

Vraag: is het een wesp? (Zo ja: wat voor een?)

A – sprinkhaan (juveniel)
B – bladwesp
C – kever

Antwoord: Het is een bladwesp.

Foto: Bert Oving

Meer precies de Rhogogaster chlorosoma, het beestje heeft (nog) geen Nederlandse naam.
De wetenschappelijke naam van de bladwespen is Symphyta. Het is een aparte hoofdgroep binnen de Hymenoptera met ‘slechts’ ca 550 soorten.

Het is de enige groep waarvan de wesp geen wespentaille heeft. Het borststuk en het achterlijf zijn samengegroeid.

De meeste bladwespen zijn vegetariërs die eten van planten en ook daar hun eieren in afzetten. De larven eten vervolgens van de plant.

Bij wespen denken mensen direct aan een angel. De vrouwtjes van de bladwespen hebben geen angel maar een legboor. Met deze legboor worden de eitjes gelegd. De bladwespen worden ook wel zaagwesp genoemd omdat de legboor van het vrouwtje uit een zaag bestaat. Met deze zogenaamde zaag maakt ze eerst een zaagsnede in de plant waarna ze de eieren legt.

De larven die uit de eitjes komen, leven niet tot hun verpopping verscholen in een cocon of onder de grond of in een ingemetselde ruimte in een blok hout, maar vrij in het veld.

En ze lijken op rupsen. Het onderscheid tussen vlinderrupsen en bladwesplarven is soms lastig. De vlinderrups heeft drie paar echte poten. De bladwesplarve heeft daarnaast (in de meeste gevallen) zeven paar schijnpoten, waar de rupsen er maar vier hebben. Echte rupsen hebben een platte, harige kop zonder duidelijke ogen, de bladwesplarven hebben een duidelijk zichtbare, glimmende kop met twee oogjes.

Net als vlinderrupsen eten bladwesplarven planten.

Week 3

Foto: Regina Oors

Vraag: is het een wesp ?
(Zo nee, wat is het wel / zo ja, weet je ook welke ?)

A – Aziatische hoornaar
B – Stadsreus of hoornaarvlieg
C – Europese hoornaar

Antwoord: Het is de Europese hoornaar (Vespa crabro)

Europese hoornaar (Vespa crabro). Foto: Tineke Cramer.

De Europese hoornaar is op dit moment onze grootste wesp met een lengte van maximaal 35mm (koningin, werkster 22-27mm). Ze wordt ook wel de Grote Vriendelijke Reus genoemd; je kan het nest zonder problemen tot heel dichtbij naderen en bekijken. Wat interessant en leuk is omdat de nesten van onderen open zijn. Als ze zich bedreigt voelt kan een wesp natuurlijk wel steken. Er wordt wel gezegd dat ze bij een bedreiging eerst waarschuwt door tegen je aan te vliegen. Bij een ernstige bedreiging, bijvoorbeeld bij heftige trillingen, dan zal de reactie heviger zijn en kunnen meer wespen op de bedreiger(s) afkomen en steken. De Europese hoornaar was in november de wesp van de maand.

Aziatische hoornaar (Vespa velutina). Foto: Tim Faassen

De Europese hoornaar wordt wel verward met haar Aziatische zus, de Aziatische hoornaar (Vespa velutina), waar dit jaar veel over te doen is geweest. De Aziatische hoornaar is kleiner dan onze inheemse hoornaar. Ze is maximaal 32mm (koningin, werkster 17-22mm). Dat scheelt 5mm met onze ‘eigen’ hoornaar. Ze is ook veel zwarter en minder geel.

De Aziatische hoornaar is evenmin een ‘monsterwesp’. Ze is niet agressief. Een enkele keer kun je een voorjaarsnest laag bij de grond, bijvoorbeeld in een haag vinden. Maar doorgaans maken ze nesten hoog in bomen tot wel 17m hoog. Daar zijn ze mensen niet tot last. Er is veel onjuiste informatie en hysterie rondom de Aziatische hoornaar.

Dolichovespula media – koningin. Foto: Frans Martens

Wie ook in heggen nesten maakt is de middelste wesp (Dolichovespula media). Dit is een rustige wespensoort die relatief kleine nesten maakt. Bestrijden is niet nodig. Beschermen tegen de mens soms wel. De Middelste wesp heet zo door de grootte, ze zit qua grootte tussen de gewone wesp en de Europese hoornaar in met maximaal 22mm (koningin 18-22mm, werkster 13-15mm). De koningin heeft een ander uiterlijk dan de werksters, de koningin wordt ook wel de Kleine hoornaar genoemd. Ze verschilt van de Europese hoornaar door de tekening aan de zijkant van het borststuk waar een ‘7’ op zijn kant staat.

Dolichovespula media – werkster (donkere variant). Foto: Wim de Groot

Stadsreus of Hoornaarvlieg (v) – Foto: Regina Oors

En waarom staat er ook een vlieg bij? Dit is de Stadsreus of Hoornaarvlieg (Volucella zonaria). Zweefvliegen imiteren bijen en wespen omdat bijen en wespen een wapen hebben dat vliegen niet hebben: de angel. Het wapen van zweefvliegen heet ‘mimicry’: het imiteren van een andere, ‘gevaarlijke’ soort. En dat imiteren doen ze knap: er zijn genoeg mensen die hard wegrennen als ze een Stadsreus tegenkomen! Het zijn forse vliegen, ze kunnen tot wel 25mm groot worden. Het verschil met wespen is eigenlijk best eenvoudig. De stadsreus heeft korte antennes, ze heeft grotere ogen, één paar vleugels en ze mist de wespentaille.

Week 4:

Drie vrouwelijke metselwespen verzamelen leem om hun nest te bouwen.

Vraag: Wie van de drie is de deukmetselwesp? De muurwesp? En de urntjeswesp?

Foto’s Annemiek van Dijk

Antwoord:

A – Een deukmetselwesp (Symmorphus spec.)
B – Een urntjeswesp (Eumenes spec.)
C – Een muurwesp (Ancistrocerus spec.)

In je tuin of omgeving kun je verschillende soorten metselwespen tegenkomen. De vrouwtjes van deze soorten maken nestjes van lemig zand. Die grondstof halen ze op plaatsen met geschikt zand. Ze maken het zand nat, vormen een bolletje en vliegen daarmee naar de nestplek. Met deze ‘specie’ maken ze nestkamertjes voor hun nakomelingen. Hoe houd je deze metselwespen uit elkaar?

Foto: Annemiek van Dijk

Kijk naar de vorm van het eerste achterlijfsegment. Zie je bovenop een groefje van voor naar achter lopen? Dat is het deukje waarnaar deukmetselwespen vernoemd zijn. Verder is het eerste segment iets slanker dan het volgende segment. Ook zie je een dwarslijst: een richeltje op de overgang naar het steilere deel richting de wespentaille.

In Nederland zijn 6 of 7 soorten bekend. Je kunt deze wespen tegenkomen op je insectenhotel. Ze nestelen graag in gangen in hout of stengels. In een stengel liggen meerdere broedcellen achter elkaar, gescheiden door dunnen leemwandjes. De gang zelf wordt zorgvuldig dichtgemetseld met een dikke prop leem. Elke broedcel bevat een eitje en een voedselvoorraad (vaak keverlarven of rupsjes).

Foto: Annemiek van Dijk

Muurwespen hebben ook een dwarslijst maar geen deukje. Het eerste achterlijfsegment is ongeveer net zo breed als het tweede segment.

In NL zijn 12 soorten bekend. Veel muurwespen zijn op basis van foto lastig te determineren tot soort. Maar zie je een muurwesp in de wintermaanden of het vroege voorjaar? Zie je een gele U op het eerste achterlijfsegment? Dan is de kans groot dat het een vrouwtje muurwesp Ancistrocerus nigricornis is. Verschillende soorten muurwespen maken graag gebruik van insectenhotels. Net als deukmetselwespen werken ze de nestgangen zorgvuldig af met leem. Rupsen of keverlarven worden gevangen en naar het nest gebracht: het voedsel voor de wespenlarves. Bij de nesten van deukmetselwespen en muurwespen kun je prachtige goudwespen zien. Deze parasieten sluipen de nestgangen in en leggen er eitjes. Hun larven vermoorden de larven van de metselwespen.

Foto: Annemiek van Dijk

Urntjeswespen hebben geen dwarslijst en geen deukje. Het eerste achterlijfsegment is duidelijk smaller dan het tweede segment.

In Nederland leven 4 soorten urntjeswespen die veel op elkaar lijken. Ze gebruiken geen nestgangen maar metselen van lemig zand kunstige urnvormige broedcellen. In elk urntje komt een eitje en een voorraad rupsen. Die urntjes worden bijvoorbeeld aan een grasstengel of heideplant bevestigd. Maar ook aan een schutting of dakpan. Hun slanke lijf helpt ze om via een kleine opening in het urntje een eitje te leggen. Tot slot wordt de opening dichtgemetseld. Als alles goed gaat, komt na ongeveer een jaar uit zo’n urntje een nieuwe urntjeswesp gekropen.

Foto: Annemiek van Dijk