Met name Zuid-Limburg, en voor angeldragers vooral Midden-Limburg, en de duinen zijn zeer soortenrijke gebieden. Ook bijvoorbeeld gevarieerde geriefhoutbosjes kunnen zeer rijk zijn aan sluipwespen.

Bij bladwespen en sluipwespen is van achteruitgang weinig bekend, de soortenaantallen nemen nog steeds sterk toe door kennistoename.

Angeldragers zijn vrij goed onderzocht; ondanks dat nog regelmatig een soort nieuw voor de fauna opduikt (circa één per jaar), is de achteruitgang bij deze groep sterk, met name bij de bijen.

Als bedreigingen voor vliesvleugeligen zijn de algemene achteruitgang van biotopen, verzuring en vergrassing en verlies van allerlei bloemrijke overhoeken en van nestelgelegenheid te noemen. Ook verkeerd natuurbeheer draagt bij aan het verdwijnen van zeer schaarse soorten: bij het maaien van natuurterreinen worden soms alle voedselplanten in een keer gemaaid, waardoor overwinteringsgelegenheden en nestelplaatsen in overjarige stengels, zaadhoofdjes en dergelijke verdwijnen. Wilde bijen ondervinden concurrentie van in natuurgebieden geplaatste volken honingbijen Apis mellifera.